Dat er actie nodig is om het MKB weer aan zet te krijgen bij het onderhoud, vervanging en renovatie van infrastructuur blijkt wel uit dit rapport. Daarin concluderen de onderzoekers van het Economisch Instituut voor de Bouw dat deze bedrijven steeds minder aan bod komen bij de opdrachten van Rijkswaterstaat. Het aandeel werk dat naar het midden- en kleinbedrijf gaat is bij Rijkswaterstaat al laag en is de afgelopen jaren nog verder teruggelopen concludeert onderzoeker Paul Groot. “Daarbij zien we dat er zeker bij Rijkswaterstaat sprake is van schaalvergroting, waardoor projecten grootschaliger en complexer worden. Daardoor daalt het aantal projecten met een waarde onder de 35 miljoen, wat we als maximaal haalbaar voor het MKB beschouwen.”
Het rapport is opgesteld in opdracht van een aantal brancheorganisaties die wilden onderzoeken of hun gevoel klopte dat het MKB bij Rijkswaterstaat steeds minder aan bod komt. Een onderbuikgevoel wat dus inderdaad blijkt te kloppen of zoals Jacco Vonhof van MKB Nederland concludeerde; “het dreigt mis te gaan met het MKB bij Rijkswaterstaat. “Dat is jammer, want deze bedrijven zijn ook de opleiders van Nederland. Daar leren de jongeren het vak voordat ze overstappen naar de grotere bedrijven. Maar het zijn ook de bedenkers van innovaties, die regionaal bekend zijn, daar het verenigingsleven ondersteunen en de specifieke omstandigheden van het gebied kennen.” Hij riep Rijkswaterstaat op, om te kijken of het echt nodig is om projecten te clusteren. “De overheid kan beter kijken naar het belang van de ondernemingen dan de laatste euro. Al moeten we ook als MKB naar ons zelf kijken. Wij moeten de samenwerking zoeken om krachten te bundelen en samen grotere projecten aan te kunnen.”
In de aansluitende discussie over het rapport erkende directeur Bob Deemoed van Rijkswaterstaat dat het MKB minder opdrachten krijgt, maar dat heeft volgens hem ook te maken met de aard van de projecten die zij uitvoeren. “Maar er is geen sprake van bewust beleid, want we hebben alle bedrijven nodig om het werk te doen, zeker nu de handjes krap zijn. Dan kunnen we geen bedrijven uitsluiten.”
Om het mkb meer kansen te geven vroeg hij de zaal om zelf voorbeelden te verzamelen van belemmeringen waar ze tegenaan lopen. “Dan kunnen wij kijken hoe we dat kunnen aanpakken.” Lindy Molenkamp directeur beheer en uitvoering van de provincie Noord-Holland vroeg zich af, of de focus niet teveel op RWS lag bij het bekijken van de positie van het MKB op de inframarkt. “Uiteindelijk komt maar twintig procent van het werk van Rijkswaterstaat. De rest komt van provincies, gemeenten en waterschappen. Daar zie je dat het MKB juist wel goed aan zet is. Wij zijn daar heel blij mee, want deze bedrijven zijn flexibel, innovatief en kennen de omgeving. Juist dat maakt het prettig om met ze te werken.”
Ze merkt wel dat het belangrijk is om projecten klein te houden. “Er bestaat een neiging om allerlei eisen te stellen om risico’s uit te sluiten, maar het gevolg is dat we ze te groot maken. Dat is iets wat we overal om ons heen zien. Daarom moeten we stoppen met allerlei eisen en regels op te stellen voor mkb’ers. Dat maakt het allemaal te complex en komt de kwaliteit niet ten goede. ”
Het rapport Positie midden- en kleinbedrijf op de infrastructuurmarkt is opgesteld door het EIB in opdracht van: Cumela, Bouwend Nederland, MKB infra, Vereniging van Waterbouwers, Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners en MKB Nederland.